Bijna iedereen kent de kleurige beelden van The Strip in Las Vegas en Time Square in New York. Fel verlicht in sprankelende neon-kleuren schitteren deze wereldberoemde plekken je tegemoet. Sin City. The city that never sleeps. Waar hebben deze steden hun glans aan te danken? Neonverlichting. Heel veel neonverlichting. In roze, geel, groen, blauw, paars, bedenk het maar. Maar heb je er weleens bij stilgestaan hoe al die verschillende kleuren tot stand komen? Niet door een simpel verfje in ieder geval.
Gassen
Een neonlamp is een onder lage druk met neon (of een ander edelgas) gevulde glazen buis, waarin door een gasontlading licht opgewekt wordt. Met het gas neon kun je zo een rood-oranje gloed opwekken. Voor andere kleuren wordt de buis doorgaans met een ander gas gevuld: argon. Door de toevoeging van een klein druppeltje kwik ontstaat een lichtblauw schijnsel. In de basis worden in de neon-industrie alleen de edelgassen neon en argon gebruikt. Waarom edelgassen? Deze reageren niet met andere elementen en blijven dus inert.
Poeders en gekleurd glas
Om het kleurenspectrum nog verder te vergroten zijn er poedercoatings. Deze worden aan de binnenzijde van de lamp met argon en kwikdamp aangebracht. Deze poeders bevatten fluorescerende of fosforescerende bestanddelen. Ze worden lichtgevend door de (ultra)violette straling die ontstaat door de elektrische ontlading in de buis. Verschillende poedermengsels maken neonlicht in alle denkbare kleuren mogelijk. Er zijn verschillende opties:
droogpoeder;
vloeibare suspensie op reeds gevormde buizen;
poeder op buizen die nog gevormd moeten worden.
Veel briljante kleuren worden daarnaast met buizen van gekleurd glas gemaakt, al dan niet in combinatie met verschillende fluorescentiepoeders.